Column journalist Bart Obbels : 'Vanuit het duivennest... van Aert, Evenepoel en nummer 75. 'Oef... eindelijk kunnen we weer van de wielersport genieten. En hoe? Jong en nog onbevlekt talent zwaait de plak op een overdonderende wijze. Remco Evenepoel rijgt de zeges aan elkaar in het ronde-werk en Wout van Aert in de klassiekers. Winnen is mooi en maakt supporters blij. Dat geldt ook voor mij, al werd ik bij het stuntwerk van beiden vooral happy door het hoge wattage van gemoedelijkheid dat beide jongens uitstralen.
Wout van Aert verbaasde na zijn doodsmak vorige zomer in de Ronde van Frankrijk alleen zichzelf niet door zowel de Strade Bianche als Milaan-Sanremo te winnen. Alleen hij kan de pijn voelen die zijn verbetenheid verteerde tijdens een heel lange revalidatie. De bijzonder ernstige dijblessure zou hem parten spelen in zijn toekomst als coureur, toch? Niet dus.
Wout is zelfs beter geworden. Pluimen voor de medische begeleiding zijn gepast, maar dat Wout er terug staat, rangschik ik vooral onder de noemer van een vleugje natuurtalent en een grote brok karakter waarmee je zelfs de Mont Blanc op één been beklimt. En dat hij dat halve wiel in de laatste honderd meter niet prijsgaf aan Julian Alaphilippe komt door het feit dat hij papa wordt. Dat gevoel geeft deze jongeling vleugels. Deze ondergrond bij zijn succes ontroert mij en vertaalt zich in bewondering.
Bij Remco Evenepoel kreeg ik de krop in de keel toen hij in de voorlaatste rit in de Ronde van Polen op vijftig kilometer van de eindmeet de tegenstand ter plekke liet en na een indrukwekkende solo het rugnummer 75 van Fabio Jakobsen uit zijn rugzakje haalde en de hoogte instak terwijl hij finishte. Remco wilde winnen en moffelde het nummer voor de start weg. Een straf verhaal. Het tranendal dat volgde na de finish toonde de breekbaarheid in dit fenomeen. Ook dit beeld ontroerde mij enorm en vertaalde zich andermaal in een grenzeloze bewondering.
En dan komen we bij nummer 75. Iedereen heeft de beelden gezien hoe Dylan Groenewegen in het heetst van de massasprint iets te bruusk de deur dicht deed waardoor Fabio Jakobsen over de nadar werd geslingerd met een val die mij althans rillingen bezorgde. De eerste analyses over zijn toestand waren bijzonder verontrustend. Het maakte me een poosje heel stil omdat ik enorme sympathie heb voor Jakobsen. Ik verklaar mij nader. In Bouwel ben ik bestuurslid van de supportersclub Cees Bol, een andere Nederlands talent in opmars. Vorig seizoen trokken wij met een vijftigtal leden naar het NK in Ede om onze held aan te moedigen. De wedstrijd draaide uit op een massasprint en Jakobsen won met de vingers in de neusgaten. Toen ik een dik uur later naar de autobus slenterde, kwam Jakobson blinkend in zijn trui van Nederlands kampioen naast mij gereden. Ik feliciteerde hem en vroeg om samen even op de foto te gaan. De renner nam alle tijd, hielp me zelfs om een selfie te nemen en maakte een praatje. Leuk en een onvergetelijk moment voor mij.
Ik heb stiekem een kaarsje laten branden voor Fabio en hoop uit de grond van mijn hart dat hij in de toekomst weer kan sprinten tegen Van Aert en Evenepoel. Ook hij zal net als van Aert veel karakter en doorzettingsvermogen moeten tonen om weer aan de top te geraken. Ook hij zal de komende tijd in de anonimiteit verdwijnen. 'Panem et circenses' of 'brood en spelen', het volk heeft alleen oog voor wat het in de arena krijgt aangeboden, nog steeds.
Tot slot dit nog. De zware valpartijen van Wout van Aert en Fabio Jakobsen staven nogmaals dat topsport af en toe flirt met de dood. En dan durf ik dat opentrekken naar ons allemaal. Je hoeft niet terminaal ziek te zijn om de dood in de ogen te kijken. Ik maakte het zelf een vijftal jaren geleden mee toen een auto met criminelen, die werd achtervolgd door de politie ter hoogte van het voetbalveld van Excelsior Bouwel met hoge snelheid frontaal op mij inreed. Ik ga niet verder ingaan op wat volgde omdat dit ons te ver zou leiden. Ik wil maar benadrukken dat het leven broos is en dat de dood soms ergens wacht waar je het niet verwacht.
Het feit dat je de dood niet kan ontvluchten, kan ik niet beter uitdrukken dan met het gedicht van P.N. van Eyck dat ik mijn vader meermaals hoorde voordragen als het mysterie van de dood tussen enkele glazen bier en wijn passeerde. Lees mee en schenk jezelf een glas wijn of bier in als je het even laat bezinken.
'De tuinman en de dood'
Een Perzisch edelman:
Vanmorgen ijlt mijn tuinman, wit van schrik,
Mijn woning in: "Heer, Heer, één ogenblik!
Ginds, in de rooshof, snoeide ik loot na loot,
Toen keek ik achter mij. Daar stond de Dood.
Ik schrok, en haastte mij langs de andere kant,
Maar zag nog juist de dreiging van zijn hand.
Meester, uw paard, en laat mij spoorslags gaan,
Voor de avond nog bereik ik Ispahaan!" -
Vanmiddag (lang reeds was hij heengespoed)
Heb ik in 't cederpark de Dood ontmoet.
"Waarom," zo vraag ik, want hij wacht en zwijgt,
"Hebt gij van morgen vroeg mijn knecht gedreigd?"
Glimlachend antwoordt hij: "Geen dreiging was 't,
Waarvoor uw tuinman vlood. Ik was verrast,
Toen 'k 's morgens hier nog stil aan 't werk zag staan,
Die 'k 's avonds halen moest te Ispahaan."
P.N. van Eyck.
Column Bart OBBELS © / Nnieuws / Op de foto : Bart Obbels en Fabio Jakobsen.©